JOS DEENEN

Samengeknipte tijdsdocumenten


Jos Deenen, op 24 oktober 1956 in Baarlo geboren, bezocht als scholier in 1970 het Cultureel Centrum in Venlo waar een tentoonstelling van Jaap Wagemaker liep. De kennismaking met deze materieschilder was voor hem een ware openbaring. Het prikkelde zijn fantasie zelfs zo zeer, dat hij de wanden van zijn slaapkamer ging ‘bekleden’ met allerlei voorwerpen en materialen die hij op zijn wandeltochten langs de Maas had gevonden. Wrakhout, visnetten, verminkte plastic poppen, scheepskettingen en touw, álles zeulde hij mee. Aan deze creatieve oprisping kwam echter een abrupt einde toen hij op een dag moest constateren dat zijn moeder zijn hele creatie bij het grof vuil had gezet.

Tekst illustratie BoschNadat Deenen de Grafische School als ‘typografisch vakman’ had afgesloten, volgde hij het avond Atheneum en studeerde vervolgens een jaar Nederlands aan de Universiteit van Nijmegen. Met een van de docenten had hij vaak informele gesprekken over onderwerpen waaraan op de middelbare school weinig aandacht werd besteed: de excessen van Nederlandse militairen in ‘onze overzeese gebiedsdelen’, de monarchie als antidemocratisch moloch, het Nazi verleden van Prins Bernhard, het maffiose gekonkel in het Vaticaan en het ongelooflijke cynisme dat de directeuren-generaal van de oorlogsindustrie ten toon spreiden als ze weer eens een uit de hand gelopen conflict moeten goed praten. De lector gaf hem te kennen dat deze thema’s ook op de Universiteit controversieel waren omdat de overheid nu eenmaal niet wil hebben dat deze precaire onderwerpen publiekelijk worden besproken. “En als je het écht wilt weten zul je het toch zelf moeten gaan uitzoeken…”, liet hij er op volgen. Wel prees hij Deenen enige boeken aan: Ewald Vanvugt – Het dubbele gezicht van de koloniaal, Wim Klinkenberg – Prins Bernhard, een politieke biografie en David A. Yallop – Gods wil of maffia? Hierdoor kreeg Deenen de smaak te pakken en was hij nadien vaak te zien tussen de tweede hands boeken bij antiquariaat De Slegte. Via de WDR, die in samenwerking met de Universiteit van Tübbingen colleges verzorgde, volgde hij verder de cursussen Funkkolleg Klassische Musik Geschichte, en Moderne Kunst, das Funkkolleg zum verständnis der Gegenwartskunst. Hierdoor werd hij zó door de beeldende kunst gegrepen, dat hij er nog vele standaardwerken op na sloeg. Met name het boek Das Lachen Dadas wees hem de weg.

 

Vanaf zijn jeugd was Deenen al helemaal gefascineerd door het werk van Bosch en Bruegel, maar nu zag hij hoe schilders als Grosz en Dix, vijfhonderd jaar later, de wreedheid en decadentie van de maatschappij op een even kritische en geniale wijze uitbeeldden. Om deze autodidactisch verworven kennis niet te laten verdampen besloot Deenen er een soort scriptie van te maken. Dit hield in dat hij uit de bestudeerde publicaties relevante passages knipte en daar weer nieuwe pagina´s uit samenstelde. Na verloop van tijd werden de teksten verlucht met flarden illustratief materiaal. En omdat er niet genoeg plaats was voor complete afbeeldingen gingen deze als in een natuurlijk proces op in een organisch geheel, dat steeds meer ging lijken op een alternatieve knipselkrant. Al vrij snel bleek dat de visuele delen veel meer zeggingskracht bezaten dan de tekstuele. En zo ontstonden eind 1989 uit dit organisch rijpingsproces zijn eerste collages. De teksten verdwenen echter niet geheel uit beeld. Tezamen met passe-partout en lijst, werden ze als onderschrift een wezenlijk onderdeel van het kunstwerk.

 

 

Tekst illustratie Heartfield Die Saat des TodesLater realiseerde Deenen zich dat hij toch vooral schatplichtig was aan een Dadaïst van het eerste uur: John Heartfield. Ja, deze bijgenaamde ‘Monteurdada’, die met zijn satirische en maatschappijkritische fotocollages Hitlers fascistenkliek attaqueerde, was het die Deenen deed besluiten de wereld van vandaag eens met dezelfde instrumenten, zijnde scalpel, schaar en pincet, te ontleden. En net zoals John Heartfield, legde ook Jos Deenen door de jaren heen een enorm archief aan van foto’s uit de meest uiteenlopende tijdschriften. Uit stapels periodieken, gedrukt in miljoenen oplagen, maar een maand na dato reeds volledig gerecycleerd, heeft Deenen tienduizenden items gedistilleerd en opgeborgen in diverse archief- en ladenkasten. Alles keurig gealfabetiseerd en gerubriceerd op trefwoorden. Het zijn als het ware gecatalogiseerde motieven die hij, als een thema er om roept, tevoorschijn kan toveren zoals een schilder uit een arsenaal aan potten, blikken en tubes, zijn verf. Zo (her)schept Deenen letterlijk en figuurlijk tijdsdocumenten over milieuproblematiek, oorlogswaanzin, Roomse schijnheiligheid, dubbele seksuele moraal, en het rechtsradicalisme. En dat nu, in 2014, dus al vijfentwintig jaar lang.

terug